GPS AutoLapTimer Laps

Het is een applicatie die de verstreken tijd meet tot het passeren van het doelpunt

Het is een applicatie die de tijd registreert vanaf het indrukken van de startknop tot het starten van de beweging (gedetecteerd door de versnellingsmeter) totdat deze de schijf passeert. Het gebruik is hier. Om de checker in te stellen, tekent u een lijn op het radarscherm en stelt u de huidige positie (breedtegraad, lengtegraad) in door op CheckerStartPoint, CheckerEndPoint te klikken (directe invoer is ook mogelijk). Nadat u de checker hebt ingesteld, verandert u de modus in OneLap-modus, Circle-modus of Split-modus en klikt u op de START-knop om de stand-bystand voor metingen te activeren (STOP-knopweergave). Het begint wanneer er beweging wordt gedetecteerd in de stand-bystand voor metingen. OneLap-modus beëindigt de meting zodra deze de checker passeert. Cirkelmodus meet de passage van de schijf meerdere keren. Split-modus meet het interval met behulp van meerdere schijven die zijn ingesteld in het schijfbestand. Klik op de STOP-knop om de meting te beëindigen. Om de meetgegevens te verwijderen, veegt u naar links om de meetgegevens te verwijderen. Klik op het checker-scherm om de naam te wijzigen of veeg naar links om het te verwijderen). Door de GPS-ontvanger te gebruiken als een pseudo-locatieservice naast de ingebouwde GPS-sensor, is het mogelijk om met een grotere nauwkeurigheid te meten dan de ingebouwde GPS-sensor (DG-PRO1 wordt aanbevolen).

①Klik op de meetmodus om te selecteren

Checker-instelmodus (bij het instellen van de checker)

OneLap-modus (meting die één keer door de schijf gaat)

Cirkelmodus (meerdere meetlijnen passeren)

Split-modus (meet de passage van meerdere schijven)

②Klik op START om te meten of te beginnen met instellen

③Klik op STOP om de instelling te meten of te voltooien

④Systeeminstellingen (optioneel)

Selecteer Systeeminstellingen in het menu

ACTIE (Geef de servicenaam op bij gebruik van de mock-locatieservice)

ALPHA (Geef de ruisonderdrukking van de sensor op in het bereik van 0,1 (zwak) tot 0,9 (sterk))

HORIZONTAAL (onwaar als de hoofdeenheid verticaal is geïnstalleerd, waar als deze horizontaal is)

LATITUDE (GPS-breedtegraad 1 is gespecificeerd voor zowel noord- als zuidbreedte)

LOCUS_DRAW_FILTER (Geef de snelheid op waarmee het tekenen van de radar wordt gestopt)

LONGITUDE (GPS-lengtegraad wordt gespecificeerd als 1 voor zowel westerlengte als oosterlengte)

MEASURE_SWITCH (Specificeer de versnelling aan het begin van de meting (G))

IN DE BUURT (Geef de toegestane korte afstand op tussen de schijf en de verplaatsingslocatie)

PAKKET (Geef de pakketnaam op bij gebruik van de neplocatieservice)

SCHAAL (Geef het radarbereik op van 5 tot 100)

USE_LEFT (waar als de linkerkant naar beneden of naar links is gericht, anders niet waar)

USE_STAND (true bij rechtopstaand gebruik van de hoofdeenheid, false bij liggend gebruik)